Vooraleer over te kunnen gaan naar de factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden moeten we eerst kijken naar hoe zo’n reactie juist gebeurt.
Hiervoor beschouwen we het botsingsmodel:
Een chemische reactie is het gevolg van een botsing tussen deeltjes. Doordat deze botsingen plaatsvinden kunnen bindingen breken en kunnen nieuwe verbindingen gevormd worden. Hierdoor kan dan een herschikking van de atomen gebeuren.
Een effectieve botsing is wanneer de deeltjes voldoende energie alsook een juiste oriëntatie hebben zodat er een reactie kan gebeuren.
De activeringsenergie \(E_{a}\) is de energie die men moet toevoegen om de reactie te starten.
De factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden:
– Concentratie: hoe hoger de concentratie van deeltjes, hoe meer effectieve botsingen er kunnen zijn en hoe sneller de reactie kan verlopen. Snelheidsvergelijking: \(v = k \cdot c_{A} \cdot c_{B}\). k stelt hierin de reactieconstante voor. Voor elke reactie moet men de snelheidsvergelijking experimenteel vaststellen.
– Druk: als bij gassen de druk toeneemt zal ook de concentratie toenemen waardoor we terug bij het voorgaande geval terechtkomen.
– Temperatuur: als de temperatuur stijgt, gaan de deeltjes sneller bewegen (kinetische energie neemt toe). Doordat deze snelheid toeneemt zullen er meer effectieve botsingen plaatsvinden.
– Katalysator: een katalysator heeft een invloed op de reactiesnelheid maar neemt zelf niet deel aan de reactie. Bij een versnelling van de reactie spreekt men van een positieve katalysator. Bij een vertraging van een negatieve.
– Contactoppervlakte: hoe groter het contactoppervlak, hoe meer effectieve botsingen er kunnen gebeuren en hoe sneller de reactie kan verlopen.
– Licht: sommige moleculen halen hun activeringsenergie uit lichtenergie. De invloed van licht valt te vergelijken met deze van temperatuur.