Enkelvoudige stoffen
De naam van de enkelvoudige stof is die van het element waaruit ze is opgebouwd.
Voor molecules, dus in geval van niet-metalen, komt hier een prefix bij om aan te geven hoeveel atomen zich in de enkelvoudige stof bevinden.
Dit is niet nodig voor metalen omdat zij in een metaalrooster voorkomen.
Edelgassen hebben geen prefix omdat ze geen verbindingen aangaan.
Enkele voorbeelden:
- \(O_{2}\): dizuurstof
- \(N_{2}\): distikstof
- \(S_{8}\): octazwavel
- \(P_{4}\): tetrafosfor
- He: helium
- Fe: ijzer
Samengestelde anorganische stoffen
Elke groep verbindingen die bepaalde chemische eigenschappen gemeen hebben, noemen we een verbindingsklasse. De belangrijkste voor de anorganische verbindingen zijn:
Oxiden
Wanneer een element zich bindt aan zuurstof noemen we dit een oxide.
- metaal en zuurstof: basisch oxide
- niet-metaal en zuurstof: zuur oxide
- verbindingen waar \(OT_{(O)} = -I\): peroxiden
De naamgeving gebeurt als volgt:
- prefix + naam element + prefix + oxide
- prefix mag weggelaten worden als er van dat element maar 1 oxide bestaat
De prefixen zijn in het Grieks. Ze geven het aantal atomen van dat element in de molecule weer:
- \(1 =\) mono
- \(2 =\) di
- \(3 =\) tri
- \(4 =\) tetra
- \(5 =\) penta
- \(6 =\) hexa
- \(7 =\) hepta
- \(8 =\) octa
- \(9 =\) nona
- \(10 =\) deca
Voor een metaaloxide wordt soms wel eens de Stocknotatie gebruikt. Dit is de gebruikelijke naam met, achter het metaalatoom, de OT van het metaalatoom.
Zuren
Een zuur in water geeft \(H^{+}\)-ionen en een zuurrest af. De lading van deze zuurrest is negatief.
Een binair zuur bestaat uit een H-atoom en een niet-metaal. De naamgeving gebeurt dan als volgt: prefix + waterstof + Latijnse naam niet-metaal + ide. Bijvoorbeeld: \(H_{2}S\) is gelijk aan diwaterstofsulfide.
Ternaire zuren, ook wel oxozuren genoemd, bestaan uit 3 atoomsoorten: H, het niet-metaal atoom en O. Hier is de naamgeving iets ingewikkelder. Elk zuur wordt gevolgd door zijn systematische en triviale naam:
- \(HClO_{4}\): waterstofperchloraat, perchloorzuur
- \(HClO_{3}\): waterstofchloraat, chloorzuur
- \(HClO_{2}\): waterstofchloriet, chlorigzuur
- \(HClO_{1}\): waterstofhypochloriet, hypochloryzuur
- \(H_{2}SO_{4}\): diwaterstofsulfaat, zwavelzuur
- \(H_{2}SO_{3}\): diwaterstofsulfiet, zwaveligzuur
- \(HNO_{3}\): waterstofnitraat, salpeterzuur
- \(HNO_{2}\): waterstofnitriet, salpeterigzuur
- \(H_{3}PO_{4}\): triwaterstoffosfaat, fosforzuur
- \(H_{3}PO_{3}\): triwaterstoffosfiet, fosforigzuur
- \(H_{2}CO_{3}\): diwaterstofcarbonaat, koolzuur
Hydroxiden
Een verbinding die in water \(OH^{-}\)-ionen en een positief metaalion afgeeft, noemen we een hydroxide. De naamgeving gebeurt als volgt: naam metaalion + prefix + hydroxide. Bijvoorbeeld: \(Fe(OH)_{3}\) is ijzertrihydroxide of ijzer(III)hydroxide.
Zouten
Een verbinding tussen een negatieve zuurrest en een positief metaalion heet een zout. In water kan dit weer splitsen in een positief ion en een negatieve zuurrest. De naamgeving gebeurt weer als volgt: prefix + metaal + prefix + zuurrest. Bijvoorbeeld: \(FeCl_{2}\) is ijzerdichloride of ijzer(II)chloride.
Een dubbelzout bestaat uit twee positieve ionen en één zuurrest. De metaalionen worden alfabetisch gerangschikt. De naamgeving wordt dus: prefix + metaal + prefix + metaal + prefix + zuurrest. Bijvoorbeeld: \(Na(NH_{4})CO_{3}\) is Amonium-Natrium–Carbonaat.
Een waterstofzout is een zout dat nog steeds een waterstofion bevat. De naamgeving gebeurt als volgt: metaalion + waterstof + zuurrest. Bijvoorbeeld: \(CaHPO_{4}\) is calcium-waterstoffosfaat.